Mijn werkdag begint als ik op het Station Purmerend om 7.49 uur in de trein stap en koers zet naar Hilversum. Gezellig tussen de half slapende, Metro lezende en Facebook bestuderende reisgenoten. Tot dusver geen problemen. Die moeten dan nog komen.
Eerlijk is eerlijk: ondanks de sombere berichten in de kranten over het gebrek aan vrije stoelen in de trein dat alleen maar dreigt op te lopen, kan ik altijd zitten. Zowel heen als terug. Vaak heb ik zelfs vier stoelen tot mijn beschikking. Nu zorg ik er natuurlijk wel voor dat ik snel kan instappen, eventueel met gebruik van puntige ellebogen, een beukende heup of terloops uitgestoken been, maar dan nóg: ik kan altijd zitten.
Dat is dan ook niet het probleem. Wat dan wel? Nou, dat zit hem in het overstappen. Mijn treinreis is zo op elkaar afgestemd dat ik op Station Sloterdijk van trein moet wisselen. Daar heb ik dan ongeveer vijf minuten voor. Op zichzelf is dat te doen, al is het niet slim om een sukkeldrafje aan te houden. Station Sloterdijk zit namelijk niet zo handig in elkaar. Normaalgesproken loop je via een trap van het ene naar het andere perron en ben je daar nog geen halve minuut aan kwijt. Maar niet op Sloterdijk. Dan arriveer je in het ene gebouw en dan moet je 150 meter lopen naar een ander gebouw om je reis te kunnen vervolgen.
Het is dan zaak dat de treinen zich aan de afgesproken aankomsttijden houden. Maar dat gebeurt natuurlijk lang niet altijd en dan wordt de tussentijd heel krap. Er zijn dan twee mogelijkheden. Of ik haal mijn schouders op, laat mijn trein schieten en pak gewoon de volgende, en dan moet ik een halfuur wachten. Of ik wil de trein perse halen en moet gaan rennen
Ik kies standaard voor het laatste. Ik heb er een godsgruwelijke hekel aan me te moeten haasten maar ik doe het toch. Met een verbeten trek om de mond en mijn tas stevig onder een arm geklemd zet ik een sprint in. Maar ik heb de conditie van een bejaarde astmapatiënt, dus na twintig meter schiet het lood in mijn benen, begin ik zwaar te hijgen en neemt mijn hartslag gevaarlijk toe. Als ik eenmaal door de draaideur heen dender wordt het al aardig zwart voor mijn ogen, maar ik ben dan al zo dichtbij, dat ik niet stop. Ik storm de roltrap op, kegel in het voorbijgaan als een rugbyer wat passanten omver en háál het.’
Soms spant het er heel erg om. Dan arriveer ik door een vertraging net te laat en dreig ik mijn volgende trein te missen. Toch geef ik dan niet op. Tevergeefs. Hijgend, puffend en steunend zie ik mijn trein dan net vertrekken. Dan gaat mijn hart pas echt gevaarlijk snel kloppen. Van machteloze woede. En als ik dan weer een beetje bij zinnen ben, besef ik: reizen met de trein is slecht voor mijn gezondheid.
Marcel van Stigt (1961) is journalist en (tekst)schrijver. Hij schrijft levensverhalen voor particulieren (Zie http://marcelvanstigt.nl/) en webteksten voor ondernemers (zie http://prettigleesbaar.nl/). Het menselijke verhaal staat bij hem centraal.