Door Marcel van Stigt – De schok was groot toen ik het op mijn werk hoorde: Johan Cruijff is overleden. Het lag in de lijn der verwachting, gezien zijn zware ziekte, maar ik wilde het niet geloven. De weergaloze acties van hem, die in de hele wereld nog eens werden vertoond, zag ik weer voor me, maar ik dacht vooral aan die een keer dat ik hem in levenden lijve heb gezien.
Nee, eigenlijk was het de tweede keer. Ik heb hem eind jaren zestig voor het eerst in het echt gezien, bij het toenmalige Rood Wit-A in Amserdam-Noord. De talentvolle, jeugdige selectiespeler Ruud Krol was door Ajax gekocht en bij wijze van wisselgeld zou Ajax langskomen om een vriendschappelijke wedstrijd te spelen. Leuk voor de clubkas. Ik zie ze daar nog staan, de Ajacieden. Niet in de vertrouwde tenues – die eer was gegund aan de thuisclub, waarvan de naam al doet vermoeden in welke kleuren ze voetbalden – maar in het blauw. De bekende namen waren er vrijwel allemaal bij. Inclusief Johan Cruijff. Alle ogen waren op hem gericht. De warming-up werkte hij ontspannen, dollend met zijn teamgenoten af. Afgezakte kousen, stevige kuiten die glommen van de massageolie. Een bal die aan kwam stuiteren nam hij in een halve draai op zijn slof, richting doel waar reservekeeper Sies Wever werd ingetrapt. Ik verwachtte dat de bal in de bovenhoek zou verdwijnen. Dat gebeurde niet. Hij vloog een halve meter over het doel. Viel me toch een beetje van hem tegen. De wedstrijd eindigde overigens in 1-5.
Pakweg 15 jaar geleden kwam ik hem voor de tweede keer tegen. Johan Cruijff woonde in Barcelona en kwam naar het Olympisch Stadion om samen met de Amsterdamse kunstenaar Henk Veen een schilderij te maken voor het goede doel. Als journalist was ik uitgenodigd om erbij te zijn. Ik zou Johan Cruijff live kunnen zien.
Samen met een collega die foto’s zou schieten liep ik richting ingang. Ik was best nerveus. De pers was ruim vertegenwoordigd en ik volgde de meute de catacomben in. We liepen door een gang, op weg naar de ruimte waar de schildersessie zou plaatsvinden.
En toen gebeurde het.
Uit een zijgangetje kwam Johan Cruijff aanlopen. Waar kwam hij vandaan? De wc? Nee, besloot ik. Iemand als Johan Cruijff ging niet naar de wc. Het zal een zij-ingang zijn geweest. Van schrik hield ik mijn adem en pas in. Had ik dat laatste niet gedaan, dan had ik precies samen met hem kunnen oplopen. Maar wat dan? Wat had ik moeten zeggen? Ik liet een wat grotere afstand tussen ons ontstaan, ademde een paar keer diep en vervolgde toen mijn weg, drie meter achter hem.
Ik vond het een bijzonder moment. Vooral omdat ik hem nog heel even een trekje zag vertonen dat je bij hem toch ook niet zou verwachten. Hij wreef kort en krachtig met zijn rechter wijsvinger onder zijn neus. Hij had jeuk. Een menselijk gebaar. Maar toch heeft dat zijn goddelijke status nooit geweld aan gedaan.
Marcel van Stigt (1961) is journalist en (tekst)schrijver. Hij schrijft levensverhalen voor particulieren (Zie http://marcelvanstigt.nl/) en webteksten voor ondernemers (zie http://prettigleesbaar.nl/). Het menselijke verhaal staat bij hem centraal.