Door Marcel van Stigt – Het vignet op Purmerendse winkel liet aan duidelijkheid niets te wensen over. Er mochten geen consumpties naar binnen worden genomen. Geen probleem, want die had ik niet bij me, en anders houd ik me netjes aan deze huisregel. Zo braaf ben ik wel. Maar ik kan daarin ook doorschieten. Dat heeft mij tijdens de vakantie parten gespeeld.
Op ons vakantieadres stonden we op het punt een overdekt zwembad te bezoeken – want het regende. Ik had op de computer het adres opgezocht en nog even naar de huisregels gekeken. En daar stond het: het was verboden eigen consumpties mee te nemen. Oh God, dacht ik. Mijn maag draaide zich in een kramp, want mijn vrouw had zojuist lunchpakketten en pakjes sap ingepakt.
‘Zó, we kunnen,’ hoorde ik haar roepen. ‘Ehhh, wacht even,’ zei ik. ‘We mogen geen eigen consumpties meenemen.’
‘Wie zegt dat?’
‘Dat staat hier.’
‘Nou èn? Wat een onzin. We nemen gewoon ons eigen eten en drinken mee, hoor!’ Mijn vrouw heeft het nooit zo op met regels.
Maar voor mij ligt dat anders. Dus betrad ik het zwembad met een knoop in de maagstreek. Ik zag de medewerkers al staan. Jonge, maar kordate types. Die zouden natuurlijk meteen keihard ingrijpen zodra ik maar één hapje van mijn krentenbol had genomen.
Na een uurtje zwemmen stelde mijn vrouw voor even een broodje te eten. ‘Ik eet later wel wat,’ riep ik met hoge stem. ‘Ik had behoorlijke trek, maar vond het wijs om te wachten, want met zijn vieren tegelijk ons brood eten, dat zou te veel in de gaten lopen.
Ik hield het lang vol, maar tegen vieren had ik toch wel erg grote trek gekregen. Ik klom op de kant, liep naar het bankje waarop onze spullen stonden en droogde me af. Tussendoor keek ik schichtig om me heen. Stuk of zes medewerkers, maar allemaal keken ze naar het gespartel in het water.
Ik pakte de twee overgebleven krentenbollen uit hun zakje en nam, met mijn hoofd zo ver mogelijk in de tas, een hap. Elk moment verwachtte ik een ijzeren greep in mijn nek . Zo kon ik niet rustig eten. Ik moest dit probleem zien op te lossen.
Met mijn bollen in een handdoek ging ik op zoek naar een rustig plekje. Nerveus neuriënd liep ik richting kleedkamers. Te druk. Ik vervolgde mijn weg en liep gedachteloos door een draaihekje. Pas toen besefte ik dat ik weer bij de receptie stond. Ik liep naar de balie en vroeg of ik weer naar binnen mocht. Dat mocht niet. Het was immers bijna sluitingstijd en er werd niemand meer binnengelaten. Uitleggen wat er was gebeurd kon niet. Ik zou òf alsnog in de val lopen òf men zou aan mijn verstand twijfelen, want wie loopt er nu zomaar, zonder enige reden, naar buiten?
Er zat maar één ding op. Ik ben buiten op een bankje gaan zitten. Daar kon ik in ieder geval rustig mijn brood opeten.
Marcel van Stigt (1961) is journalist en (tekst)schrijver. Hij schrijft levensverhalen voor particulieren (Zie http://marcelvanstigt.nl/) en webteksten voor ondernemers (zie http://prettigleesbaar.nl/). Het menselijke verhaal staat bij hem centraal.