Met gemengde gevoelens kijk ik terug op mijn treinreis van afgelopen vrijdag. De minuten kropen op het laatst als naaktslakken voorbij. Wat was ik blij toen ik ein-de-lijk kon uitstappen.
Tijd is een relatief begrip. Mijn dagelijkse treinreis van Purmerend naar Hilversum duurt pakweg anderhalf uur – de terugreis trouwens ook – maar de ene keer ben ik voor ik het in de gaten heb al op mijn bestemming, bijvoorbeeld als ik verwikkeld ben in een spannend boek, en de andere keer lijkt het wel uren te duren, bijvoorbeeld als ik op weg ben naar huis en ik ernaar verlang mijn gezin te zien. Afgelopen vrijdag beleefde ik mijn terugreis op beide manieren.
Het weekend lonkte en in het boek dat ik bij me had naderde de ontknoping. Eigenlijk vond ik het jammer dat ik al bij Schiphol moest overstappen, want ik was net in een verrassende plotwending beland. Gelukkig kon ik mijn reis spoedig vervolgen. Ik zat in de ruimte waar twee rijen klapstoeltjes tegenover elkaar zijn gesitueerd. Lekker warm, weinig passagiers en alle gelegenheid om mijn benen uit te strekken. De rit kon me niet lang genoeg duren.
Totdat we van Station Zaandam wegreden.
Toen ging het mis. Niet met mij, maar met de man die schuin tegenover me zat. Hij moest overgeven. Zomaar. Ik zag het uit mijn ooghoek gebeuren. Een klets kots klotste over de tas die op zijn schoot lag, over zijn handen en op de grond.
Gadverdegadver.
Wat doe je in zo’n geval als medereiziger? Nou, ik helemaal niks. Mijn eerste reactie was: wegwezen! Maar dat vond ik wat lullig tegenover die arme vent. Alsof ik hem afwees. Een jongen die bij een van de deuren stond gaf hem zijn flesje water. ‘Drink maar leeg,’ zei hij. De man pakte het met een flauwe glimlach aan en nam een slok.
Doe dat nou niet! schoot het door me heen. Straks komt dat water er, met de rest van zijn maaginhoud, weer uit. Dat was sowieso mijn grote vrees: dat hij weer ging overgeven. Vaak blijft het namelijk niet bij één keer en het bleke gezicht van de man wees er ook niet op dat hij was opgeknapt. En dan die schommelende trein… Ik begon sterk naar mijn eindbestemming te verlangen.
Krampachtig probeerde ik het lezen te hervatten. Het lukte niet. Letters vormden woorden, maar ik herkende ze niet. Bij Station Zaandam Kogerveld stapte een nieuwe reiziger in. Hij gleed uit over de natte plek op het gangpad en zocht in een reflex steun bij een stang. De dader keek hem verontschuldigend aan. Daarna veegde hij de boel zo goed als het ging schoon met een papieren zakdoekje.
Nog ongeveer tien minuten tot Station Purmerend. Wat kan een treinreis soms lang duren. Maar bij Station Weidevenne werd ik verlost. De man stapte uit. Het flesje had hij laten staan, de besmeurde stoel was weer dichtgeklapt en de onmiskenbare geur van braaksel bleef hangen. Een zure herinnering aan mijn spannendste treinreis tot nu toe.
Marcel van Stigt (1961) is journalist en (tekst)schrijver. Hij schrijft levensverhalen voor particulieren (Zie http://marcelvanstigt.nl/) en webteksten voor ondernemers (zie http://prettigleesbaar.nl/). Het menselijke verhaal staat bij hem centraal.