Door Marcel van Stigt – De weerbarstige, potsierlijke krul in mijn haar die een eigen leven leek te leiden is al heel lang geleden verdwenen. Sterker nog: ik heb sowieso weinig haar over. Ik moest eraan denken toen ik afgelopen zaterdag met mijn zoon een pand in Purmerend binnenstapte waar ik zelf al jaren niets meer te zoeken heb: de kapper.
De tand des tijds begon na mijn dertigste genadeloos aan mijn schedel te knagen. Was mijn hoofd in mijn jeugd nog voorzien van een volwaardige haardos, er had zich onverbiddelijk een kaalslag ingezet. Erg blij was ik er niet mee.
Over mijn hoofdbedekking ben ik eigenlijk nooit overmatig tevreden geweest. Ook niet in de tijd dat mijn haar nog als een gordijn voor mijn ogen hing. Juist toen kampte ik met een grote frustratie. Het probleem zat aan de rechterkant (voor de kijker links). Ter hoogte van mijn slaap krulde mijn haar consequent op. Zomaar. Geen idee waarom of waardoor. En dat terwijl de rest van mijn haar sluik naar beneden hing.
Ik vond het geen vertoning, zo’n rare krul. En daarin stond ik volgens mij niet alleen. Op school spraken de blikken lijvige boekdelen. Stond ik met iemand te praten, dan zag je haar of zijn ogen al snel richting krul afdwalen. Ik vond dat ik voor gek liep.
Van die hardnekkige krul wilde ik af. Elke ochtend voordat ik naar school fietste maakte ik hem met water kletsnat zodat hij stijf tegen mijn hoofd zat geplakt. Maar zodra ik de hoek om was, voelde ik hoe het uiterste puntje van de gewraakte pluk zich eigenwijs van mijn hoofdhuid losmaakte, zijn weg naar boven zocht en de rest van het haar met zich meenam.
Het was hopeloos.
Gelukkig raakte de krul in de loop der jaren in de versukkeling. Hij ging een beetje hangen, maar bleef onmiskenbaar aanwezig. Totdat ik de dertig was gepasseerd en het letterlijk spannend aan de top begon te worden.
Aanvankelijk was het flink schrikken. Steeds als ik onder de douche vandaan kwam, kamde ik mijn natte haren naar achteren, ontdeed de spiegel van wat wasem en keek mezelf met ingehouden adem aan. Ik kon er niet omheen. Links en rechts op mijn hoofd tekenden zich twee inhammen af die dieper en dieper werden. De rest van mijn hoofd was gelukkig nog royaal bedekt en dus probeerde ik mijn haren wat eerlijker te verdelen. Zo zou niemand zien dat ik kaal aan het worden was, hield ik mezelf voor. Maar op een gegeven moment was het niet meer te verbergen.
Op een zekere dag was het weer tijd voor een bezoek aan de kapper. Ik keek naar mijn spiegelbeeld en dacht: ach, wat kan het mij eigenlijk schelen. In overleg met de kapster heb ik een tondeuse laten aanrukken. Als een schapenscheerder liet ze het apparaat over mijn schedel glijden en creëerde een zeer korte coupe. Sindsdien loop ik daarmee rond. En van die irritante krul was ik vanaf dat moment definitief verlost.
Marcel van Stigt (1961) is journalist en (tekst)schrijver. Hij schrijft levensverhalen voor particulieren (Zie http://marcelvanstigt.nl/) en webteksten voor ondernemers (zie http://prettigleesbaar.nl/). Het menselijke verhaal staat bij hem centraal.