Purmerend stond deze week in het teken van Reuring. Heel leuk allemaal, maar ik ben er niet geweest. Evenementen waar massa’s mensen op afkomen, daar loop ik met een ruime boog omheen. Er is één uitzondering: het North Sea Jazz Festival. Nu, in het Rotterdamse Ahoy’, kom ik er niet meer, maar toen het jazzfestijn nog in het Congresgebouw in Den Haag plaatsvond was ik er vijftien keer bij. Mooie herinneringen. Maar wat Al Green me toen heeft geflikt, dat vergeef ik hem nooit.
Het eerste concert van mijn eerste North Sea Jazz Festival was meteen een voltreffer. Lukraak was ik in de gewelven van het Congresgebouw een zaal binnengestapt. Daar zou The Harlem Jazz & Blues Band optreden. Mijn verwachtingen waren hoog gespannen. Die schroefde ik direct terug toen het kwartet opkwam. Vier donkerbruine heren van in de zestig, keurig in het pak gestoken schuifelden naar de instrumenten die al klaar stonden. Puffend, zuchtend en steunen manoeuvreerden ze zich in een zo comfortabel mogelijke houding. Dit wordt he-le-maal niks, dacht ik.
Wat een vergissing.
De heren keken elkaar even aan, de drummer tikte af en toen barstte een waar vuurwerk los dat een vol uur voortduurde. Wat een energie. Welkom op het North Sea Jazz Festival!
Vele gedenkwaardige concerten zouden nog volgen. Van onbekende bands, luisterend naar feestelijke namen als Rockin’ Dopsey and the Cajun Twisters, maar vooral van de diverse grootheden in de jazz. Zoals vogelspotters een vinkje noteren als ze de blauwbekbuizerd, pimpelstaart of kleine kierewiet hebben gezien, zo deed ik dat met mijn jazz- en blueshelden. Bossa nova-pionier Stan Getz. Oscar Peterson, met handen als sneeuwschuivers die vederlicht de pianotoetsen beroerden. B.B. King, blueslegende die een stuk of zes keer zijn afscheidsconcert heeft gegeven. John Lee Hooker, Ray Charles, Miles Davis. En nog veel meer.
Lionel Hampton zorgde voor de allermooiste herinnering. Er stond voor hem een uur gepland, maar hij weigerde het podium te verlaten en speelde gewoon door. Het strakke programma in die zaal dreigde in de soep te lopen. Na de vierde toegift, samen met de drummer en één van de blazers – de rest van de band zat al twintig minuten in de kleedkamer – is hij door twee festivalmedewerkers met zachte drang van het podium geleid.
Teleurstellingen zaten en er ook tussen. Artiesten die zich op het laatste moment afmeldden omdat ze ziek waren. Kon gebeuren, gezien hun vaak ver gevorderde leeftijd en lange reis vanuit Amerika, maar jammer was het wel. Of dat Braziliaanse orkest dat garant zou staan voor een uur sambavuurwerk. Als opwarmer tokkelden twee bandleden een halfuur lang loom op hun gitaar. Ik heb de zaal vroegtijdig verlaten.
De grootste teleurstelling kwam van Al Green, op een buitenpodium. Na een gloedvol concert schreeuwde het publiek om een toegift. Daar had hij kennelijk geen trek in. Achter het podium stopte een witte limousine. Al Green liep erheen, zonder zelfs maar even te zwaaien, stapte in en de auto reed weg. We hebben hem nooit meer teruggezien.
Marcel van Stigt (1961) is journalist en (tekst)schrijver. Hij schrijft levensverhalen voor particulieren (Zie http://marcelvanstigt.nl/) en webteksten voor ondernemers (zie http://prettigleesbaar.nl/). Het menselijke verhaal staat bij hem centraal.